De fractie van de VVD Veere heeft vragen gesteld aan het college van B&W naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan Buitengebied en in het bijzonder welke consequenties dit heeft voor de minicampings.
Het college heeft de vragen middels onderstaande memo beantwoord.
Inleiding
De Raad van State heeft op 24 december 2014 uitspraak gedaan over 8 beroepschriften die tegen het op 30 mei 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied waren ingediend.
Eén van de beroepen ging over de regels rondom het kleinschalig kamperen.
In artikel 3 (Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden), lid 3.5, sub 3.5.3 en artikel 4 (Agrarisch met waarden – Landschapswaarden), lid 4.5, sub 4.5.2 van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is aangegeven onder welke voorwaarden het kleinschalig kamperen moet voldoen. De voorwaarden zijn:
- de aan het bouwvlak aansluitende gronden, welke deel uitmaken van het agrarisch bedrijf, een oppervlakte hebben van minimaal 4 hectare;
- het aantal standplaatsen op het kleinschalig kampeerterrein niet meer bedraagt dan aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan waarbij het maximaal aantal standplaatsen 25 bedraagt;
- op een kleinschalig kampeerterrein gedurende het kampeerseizoen kampeermiddelen zijn toegestaan, niet zijnde vaste kampeermiddelen;
- de afstand van een kleinschalig kampeerterrein tot gronden met de bestemming “Wonen” minimaal 50 meter bedraagt;
- kleinschalige kampeerterreinen niet op elkaar mogen worden aangesloten waardoor grotere (kampeer)complexen ontstaan.
De bedoeling van de raad was met het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied alle minicampings een positieve bestemming te geven. Daarvoor was een adequate beschrijving van het begrip kleinschalig kamperen nodig die voor alle minicampings geldt. De Raad van State constateert dat de onder a) genoemde definitie daartoe evenwel niet volledig dekkend is. Er is namelijk een aantal minicampings dat niet aan deze voorwaarde voldoet en onder het voorgaande bestemmingsplan wel een positieve bestemming had. De bedoeling was deze categorie opnieuw positief te bestemmen. De 4 ha eis is namelijk betrekkelijk nieuw en geldt voor een beperkt deel van de minicampings.
Een groot aantal van de bestaande kleinschalige kampeerterreinen voldoet niet aan de genoemde eis van minimaal 4 hectare grond aansluitend aan het bouwvlak dat ziet de Raad van State dan ook als een probleem. Er is wel een omschrijving van een kleinschalig kampeerterrein in het bestemmingsplan opgenomen, maar die staat niet op de juiste plaats en is niet voldoende dekkend. Daardoor wordt niet bereikt wat de gemeenteraad wil, namelijk het rechtstreeks geven ven een positieve bestemming aan het kamperen bij de boer. De Raad van State vindt dat het besluit daardoor niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Daarom heeft de Raad van State de gebruiksregels over het kleinschalig kamperen, vernietigd. De Raad van State geeft daarbij de gemeenteraad de opdracht een nieuw besluit te nemen waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak.
Als gevolg hiervan vallen de minicampings tijdelijk weer onder de werking van het oude bestemmingsplan buitengebied.
Vragen
De VVD-fractie stelt hierover de volgende vragen:
- Wat zijn de consequenties van deze uitspraak van de Raad van State voor de ondernemers die een kleinschalig kampeerterrein exploiteren?
- Hoeveel tijd is er nodig om te komen tot een nieuw besluit? Kan dit nieuwe besluit nog genomen worden voor de start van kampeerseizoen 2015?
Beantwoording
Hierover kan het volgende worden opgemerkt.
De uitspraak van de Raad van State heeft geen gevolgen voor ondernemers die nu al een kleinschalig kampeerterrein hebben. Door het vernietigen van de gebruiksregels in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2013, valt men terug op de regels van het vorige bestemmingsplan. De regels van het vorige bestemmingsplan gaan dus herleven. In het vorige bestemmingsplan zijn de kleinschalige kampeerterreinen positief bestemd. Dat blijft dus zo. Dat houdt dus in dat de kleinschalige kampeerterreinen als kleinschalige kampeerterreinen gebruikt mogen blijven. De uitspraak heeft dus geen gevolgen voor de exploitatie van de minicampings.
De Raad van State heeft de gemeenteraad verplicht om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen. Hiervoor moet een ontwerp-herziening met eventueel aangepaste kaarten worden gemaakt. Daarbij moet rekening gehouden worden met de uitspraak van de Raad van State, maar ook met belangen van eventuele derde-belanghebbenden. Het is van groot belang dat dit zorgvuldig gebeurt. Dit ontwerp moet vervolgens 6 weken ter inzage gelegd worden. Binnen deze termijn krijgt iedereen de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. De door het college voorgestelde beantwoording van de zienswijzen wordt samen met het voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan aan de gemeenteraad voorgelegd.
Omdat het kampeerseizoen al op 1 maart begint, is het niet mogelijk dat de gemeenteraad een nieuw besluit voor het kampeerseizoen 2015 neemt. De gemeenteraad moet in elk geval vóór 24 juni 2015 het nieuwe bestemmingsplan vaststellen.